Het Platform Biofilm & Sensoren is begonnen met de validatiefase. De sensoren en andere meetapparatuur worden op dit moment in het Waterapplicatiecentrum (WAC) getest door de studenten en onderzoekers van het CEW. Na de validatiefase volgen nog een duurtest in het lab en tenslotte een praktijktest bij een geselecteerd bedrijf. Het uiteindelijke doel is om met behulp van sensoren een vroegtijdig waarschuwingssysteem voor biofilm te ontwikkelen. Het platform is opgezet vanuit de klantbehoefte in verschillende sectoren die te maken hebben met biofilmvorming in hun specifieke waterprocessen.
Het gaat dan onder meer om de medische sector, de koeltorensector, de voedingsmiddelensector, de agrarische sector, de watersector, de marine sector en de energiesector.
Samen met Hogeschool Van Hall Larenstein en het lectoraat Sustainable Water Systems heeft het CEW het platform Biofilm & Sensoren opgericht, met als doel een methodologie te ontwikkelen waarmee snel, nauwkeuring en betrouwbaar de vorming van biofilm kan worden voorkomen en gecontroleerd. Biofilm, een laag micro-organismen die zich door zelfgeproduceerd slijm vasthechten aan oppervlakken, kan zorgen voor corrosie van metalen apparatuur, het dichtslibben van leidingen en besmetting van bijvoorbeeld medische katheters of drinkwatersystemen.
Het onderzoek wordt gedaan door de studenten en onderzoekers van het CEW en wordt ondersteund door WLN, Biotrack, Baltimore Aircoil, Holland water, Sensileau, Luminultra en Kalsbeek.
Op dit moment, in de validatiefase, worden er twee verschillende soorten sensoren getest. Met behulp van deze sensoren, proberen de studenten en onderzoekers correlaties te vinden tussen de gemeten waarden en de biofilm. Denk hierbij aan de mate van aanwezigheid en groei van bacteriƫn. Om de betrouwbaarheid van de apparaten te bepalen worden de verschillende sensoren getest op reactietijd, kwantificeringslimiet, lineariteit, herhaalbaarheid en de grootte van meetfoutafwijkingen. Dit alles wordt uitgevoerd volgens de norm NEN-EN-17075.
Om de referentiewaarden van de meetapparatuur te bepalen worden drie referentiemetingen uitgevoerd. Eerst wordt de hoeveelheid biomassa of bacteriƫn gemeten aan de hand van de hoeveelheid ATP (adenosine triphosphate). De resultaten van een online sensor, weergegeven via een ip-adres, worden hierbij vergeleken met offline ATP-metingen.
Met de tweede methode wordt de biofilm gemeten met behulp van een Biofilm Forming Monitor (BFM). Deze geeft aan of er biofilmgroei plaatsvindt en zo ja in welke mate. Omdat biofilm zich hecht aan vrijwel alle oppervlakken, zal het ook hechten aan de monitor zelf. Als derde wordt het aantal actieve en dode cellen in het water gemeten met behulp van een flow cytometer.
Na de validatiefase zal intern nog een duurtest worden gedaan om te kijken of het ontwikkelde systeem op lange termijn goed presteert. Tenslotte zal het waarschuwingssysteem overgebracht worden naar een nog te selecteren bedrijf voor de ultieme test, namelijk de praktijktest.